Groep 1 en 2

Groep 1 en 2

Op OBS Anne Frank werken we volgens de principes van het Ontwikkelings Gericht Onderwijs (OGO). Ons onderwijs gaat er vanuit dat kinderen zich ontwikkelen in relatie tot hun omgeving. Door voor een uitdagende omgeving te zorgen zetten kinderen een volgende stap in hun ontwikkeling. Daarbij houden we rekening met de psychologische ontwikkeling van kinderen. Jonge kinderen ontwikkelen zich vooral door veel te spelen. Oudere kinderen hebben een meer onderzoekende instelling. Voor kinderen t/m groep 4 zorgen we voor zoveel mogelijk spel in de verwerking van de lesstof, waardoor zij vat krijgen op de hen omringende wereld.

Praktische vaardigheden

Dit moet je kind kunnen:
  •   op zijn/haar beurt wachten
  •   zich prettig voelen in een groep
  •   om hulp durven vragen
  •   zelf naar de wc gaan
  •   zelf aan- en uitkleden
  •   belangstelling tonen voor interactie met andere kinderen
  •   zich korte tijd concentreren op een taak
  •   verstaanbaar praten
  •   bouwen met blokken
  •   een vouwblaadje dubbelvouwen
Taal
  • passieve woordenschat van 4000 woorden
  • actieve woordenschat 2000 woorden
  • maakt eenvoudige samengestelde zinnen (en, dan, toen, en toen) en vraagzinnen (wie, wat, waar, hoe)
  • mag nog fouten maken met onregelmatige vervoegingen (‘ik loopte’)
  • begrijpt wie-/wat-/waarvragen, aanwijsvragen, luistervragen, keuzevragen, voorspelvragen
  • weet dat er een relatie is tussen klanken en letters
  • herkent een paar lettersymbolen (als P van parkeren, M van McDonald’s)
Rekenen
  • heeft al eens gehoord van driehoek/cirkel/vierkant (benoemen hoeft nog niet)
  • heeft gehoord van de basiskleuren rood, blauw, geel, groen (benoemen hoeft nog niet)
  • kan overweg met klei
  • heeft enig besef van meetkundige begrippen als voor-achter-naast-in-etc.
  • heeft enig besef van tijd (ochtend, middag, avond, nacht)
  • snapt de begrippen groter, hoger, langer, etc.
  • herkent enkele getalsymbolen (weet bijvoorbeeld hoe de 1 en de 2 heten)
  • kan een beetje (mee)tellen: bijvoorbeeld 1-2-3

De meeste (bijna-)vierjarigen lukt het redelijk goed om zichzelf aan en uit te kleden. Maar het open en dicht doen van knopen en ritsen is vaak nog een probleem.

Hoewel er scholen zijn die explicitiet aan de ouders melden dat de kleuters zelf ritsen en knopen moeten kunnen dichtmaken, geven de officiële richtlijnen aan dat het niet erg is als je kind nog hulp nodig heeft bij het dichtdoen van ritsen en knopen.

Veters strikken is voor de meeste kleuters ook nog te moeilijk, maar schoenen in kleutermaten worden bijna uitsluitend nog verkocht met ritsen of klittenband.

WC- joep

Zindelijk en zelfstandig naar de WC

Niet zindelijk, niet naar school?

Mag de school je kind weigeren omdat het nog niet zindelijk is? Ja, dat mag. Met ministerie van onderwijs noemt dit expliciet als weigeringsgrond, al proberen de meeste scholen het toch op een andere manier op te lossen.

Als je erover nadenkt, valt het ook wel te begrijpen, hoe vervelend dan ook voor individuele ouders. Ga maar na: een leerkracht heeft twintig tot soms wel dertig kleuters onder zijn of haar hoede. Als de leerkracht kinderen moet verschonen, blijft de rest van de klas zonder toezicht achter.

Om diezelfde reden wordt vaak als eis gesteld dat kinderen zelf hun billen kunnen afvegen. Kan je kind dit niet of niet goed? Bespreek het dan met de leerkracht en zie even aan hoe het gaat. Veel kinderen doen bewust alleen thuis een grote boodschap.

Heeft je kind af en toe nog een natte broek? Geen punt. ‘Ongelukjes’ horen bij kleuters. Scholen houden daar rekening mee en hebben vaak reservekleding op voorraad. Of leg zelf een setje extra kleren op school.

Translate »